Wat is een onderzoeksorganisatie?
Een onderzoeksorganisatie houdt zich hoofdzakelijk bezig met het onafhankelijk uitvoeren van onderzoek en het breed verspreiden van de onderzoeksresultaten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht. Kennisoverdracht omvat activiteiten zoals onderzoekssamenwerking, consultancy, licentieverlening, spin-offs, publicaties en mobiliteit van onderzoekers.
Tot 100% subsidie voor universiteiten en onderzoeksorganisaties
Volgens de Europese Commissie zijn de kerntaken van universiteiten en onderzoeksorganisaties – onderwijs, onafhankelijk onderzoek en de verspreiding van onderzoeksresultaten – niet-economisch van aard. Dit betekent dat financiering voor deze activiteiten geen staatssteun vormt en zodoende een subsidieverstrekker tot 100% kan subsidiëren. De Europese Commissie beschouwt echter onderzoek door ‘reguliere’ ondernemingen, zoals R&D-activiteiten, in principe als economisch van aard.
Subsidies voor dergelijke activiteiten moeten worden vrijgesteld van melding bij de Europese Commissie, meestal door toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Deze regeling hanteert een maximum subsidieniveau van 80%, maar in de praktijk komt een onderneming vaak uit op een steunpercentage dat ligt tussen 25 en 65%.
Is een hogeschool ook een onderzoeksorganisatie?
De Europese Commissie beschouwt universiteiten sowieso als onderzoeksorganisaties. Maar in Nederland zijn er meer partijen die zich met onderzoek en onderwijs bezighouden. Sinds ongeveer twintig jaar kennen de hogescholen lectoraten, die zich naast onderwijs ook met toegepast onderzoek bezighouden. Het lectoraat is inmiddels ook wettelijk verankerd, en er is een substantiële tweede geldstroom voor onderzoek door lectoren. Maar maakt dat van een hogeschool ook een onderzoeksorganisatie? Betekent dat, dat een hogeschool zich ook in hoofdzaak met onafhankelijk onderzoek bezighoudt, of het verspreiden van de resultaten daarvan?
‘In hoofdzaak’: hoofddoel van de organisatie
In 2022 heeft het Hof van Justitie van de EU geoordeeld over een zaak van twee Letse instellingen dat met ‘in hoofdzaak’ wordt bedoeld dat dit het hoofddoel van de organisatie moet zijn. De organisatie moet aan het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek meer belang hechten dan aan andere activiteiten. Dat kan ze met alle relevante omstandigheden onderbouwen, waaronder met het regelgevend kader voor de hogeschool, en de statuten.
Ook de omzet die ze met het onafhankelijk onderzoek genereert, kan van belang zijn, maar mag niet het enige criterium zijn waaraan wordt getoetst. Simpelweg omdat met economische activiteiten zoals contractonderzoek meer omzet wordt gegenereerd dan met onafhankelijk onderzoek. Als alleen wordt uitgegaan van de omzet geeft dat een vertekend beeld.
Is onderzoekstaak het hoofddoel van een hogeschool?
Kijken we naar het wettelijk kader voor hogescholen dan hebben hogescholen sinds 2010 naast het verzorgen van hoger beroepsonderwijs ook de taak om ontwerp- en ontwikkelingsactiviteiten of onderzoek gericht op de beroepspraktijk te verrichten. In de memorie van toelichting bij die wetswijziging staat:
“Het wetsvoorstel voorziet in de verankering van de onderzoekstaak van hogescholen. […] Deze functie van hogescholen – zijnde bekostigde hogescholen – moet verder worden ontwikkeld en wordt een wettelijke taak van de hogescholen naast het verzorgen van onderwijs en het valoriseren van kennis.”
Hieruit kunnen we afleiden dat de wetgever de onderzoekstaak van een hogeschool in ieder geval net zo belangrijk vindt als het verzorgen van hoger beroepsonderwijs. Maar is het ook het hoofddoel? Om dat te kunnen betogen, lijkt meer nodig. De statutaire doelstelling van een hogeschool kan hierbij helpen, maar ook de verhouding tussen onafhankelijk onderzoek en contractonderzoek en andere economische activiteiten. Die kan ook uit de omzetgegevens volgen. Want hoewel dat niet doorslaggevend kan zijn, mag het wel in de beoordeling worden meegenomen.
De subsidieverstrekker bepaalt
Wie beoordeelt of een hogeschool een onderzoeksorganisatie is? Dat is in de eerste plaats de subsidieverstrekker. Er is namelijk geen procedure om als onderzoeksorganisatie te worden geregistreerd. Een hogeschool moet voor een specifieke subsidieaanvraag de subsidieverstrekker overtuigen van haar status als onderzoeksorganisatie.
Er zijn ook subsidieverstrekkers die hogescholen automatisch als onderzoeksorganisatie beschouwen. Als dit ten onrechte gebeurt, is de kans groot dat de hogeschool ongeoorloofde staatssteun ontvangt. Het nadeel hiervan is dat niet de subsidieverstrekker, maar de hogeschool het volledige risico draagt. De hogeschool loopt namelijk het risico om de ongeoorloofde steun terug te moeten betalen. Volgens vaste rechtspraak mag een steunontvanger namelijk niet vertrouwen op de staatssteunbeoordeling van de overheid, maar heeft hij zelf de verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hij ongeoorloofde staatssteun ontvangt.
Vragen over staatssteun?
Maakt uw hogeschool gebruik van subsidies en twijfelt u of u geoorloofde staatssteun ontvangt? Of heeft u behoefte aan ander juridisch subsidieadvies? De subsidiejuristen van PNO zijn u graag van dienst. Bel 088-838 13 81 of stuur een bericht: