Staatssteun en subsidie
Een de-minimisverklaring heeft alles te maken met het verbod op staatssteun. Overheden mogen geen subsidies verstrekken als dat zorgt voor concurrentievervalsing op de Europese markt. Via de de-minimisverordening zijn daarop soms uitzonderingen mogelijk: het gaat dan om kleinere steunbedragen die zo minimaal zijn dat ze weinig tot geen impact hebben op de Europese markt. Doorgaans geldt dit voor ondernemingssteun tot een bedrag van 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Bij sommige sectoren gelden echter afwijkende bedragen.
De-minimisverklaring
Een ingevulde de-minimisverklaring is vooral van belang voor de subsidieverstrekker zelf. Deze kiest daarmee voor een praktische, veilige weg. De subsidieaanvrager geeft op de verklaring aan hoeveel de-minimissteun hij heeft ontvangen in het huidige en in de voorgaande twee belastingjaren. De subsidieverstrekkende instantie kan hiermee aantonen dat geen sprake is van verboden staatssteun.
Hierbij is het van belang om te weten dat overheidssteun verder reikt dan uitsluitend subsidie. Het gaat om alle lastenverlichtende maatregelen die normaal gesproken op het budget van een organisatie drukken, zoals subsidies, leningen, garanties en risicokapitaal. Daarnaast kan ook sprake zijn van indirecte vormen van staatssteun. De de-minimis is niet van toepassing voor de WBSO.
Veel subsidieaanvragers realiseren zich echter onvoldoende wat de gevolgen kunnen zijn van het ondertekenen van een de-minimisverklaring.
Praktische gevolgen
Een eerste gevolg is dat de te ontvangen overheidssteun wordt beperkt door de de-minimisdrempel (tot een bedrag van 200.000 euro per periode van drie belastingjaren). Een tweede gevolg is dat het aan de subsidieaanvrager is om de verklaring naar waarheid in te vullen en na te gaan of hij de subsidie op grond van de de-minimisregeling mag ontvangen. Mocht uiteindelijk toch blijken dat de verleende steun buiten de grenzen van de toegelaten steun valt, is een derde gevolg dat de subsidieaanvrager alle steun die hij onder de de-minimis heeft ontvangen zal moeten terugbetalen.
De-minimisverklaring niet altijd van toepassing
In bepaalde gevallen is een de-minimisverklaring helemaal niet van toepassing. Bijvoorbeeld bij steun aan een ‘entiteit’ die geen economische activiteiten uitvoert. En ook de ‘Algemene Groepsvrijstellingsverordening’ (AGVV) biedt mogelijkheden om staatssteun te verlenen zonder voorafgaande melding, bijvoorbeeld bij steun aan mkb’s, steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie en opleidingssteun.
Hiervoor gelden wel aparte spelregels, maar als daaraan wordt voldaan, is een de-minimisverklaring niet nodig. Dit heeft als voordeel dat de subsidieaanvrager de ruimte die de de-minimissteun biedt, kan behouden voor eventuele andere overheidssteun.
Conclusie
Een handtekening op een de-minimisverklaring wordt in de praktijk vaak snel gezet. Zeker als het gaat om een laatste ‘verplichte bijlage’ bij een subsidieaanvraag. Maar of dat altijd verstandig is? PNO adviseert om eerst goed te (laten) onderzoeken of sprake is van staatssteun, en of de te ontvangen steun niet valt onder een specifieke uitzondering (zoals de AGVV). De de-minimisregels zijn immers een restcategorie, die alleen gelden als er geen uitzonderingen van toepassing zijn.
Wat kan PNO voor u doen?
Heeft u vragen over het tekenen van een de-minimisverklaring? De juristen van PNO Consultants kunnen u helpen bij vraagstukken omtrent staatssteun. Wij zijn bereikbaar op 088-838 13 81 of via het onderstaande formulier: